De wijk als lab voor het realiseren van de energietransitie

In het kader van de energietransitie moet elke gemeente uiterlijk in 2021 in het bezit zijn van een Transitievisie Warmte. Vervolgens moet voor elke wijk een wijkenergieplan worden opgesteld. Het is voor hen een flinke opgave om te onderzoeken wat de technische scenario’s zijn op het gebied van duurzame energie en wat haalbaar en betaalbaar is. En hoe ga je om met sociaal maatschappelijke variabelen zoals inkomen, huur- en koopwoningen, bouwjaar en het type-woningen. Omdat de veelzijdige en integrale energietransitie een relatief nieuw domein is, ontbreekt ervaring. Daarom is OPZuid-project SMILE in het leven geroepen. De lessons learned worden breed gedeeld, met als doel de energietransitie in een stroomversnelling te brengen.

SMILE staat voor Sociaal-Maatschappelijke Innovatie Labs Energieneutrale Woningvoorraad Midden-Brabant. Projectleider Paul van Dijk, vertelt over de experimenten in tien wijken in Tilburg, Gilze en Rijen, Oisterwijk, Hilvarenbeek en Heusden, waar met gemeente, bewoners en andere belangrijke partners de technische en sociale mogelijkheden van de energietransitie verkend zijn. Van Dijk zet voor ons de geleerde lessen op een rij, waar andere gemeenten bij het maken van hun warmte transitievisies en wijkplannen van kunnen profiteren.

Geld is niet de motor, beweging komt op gang vanuit gezamenlijk initiatief en draagvlak

Project: SMILE

Projectpartners:

Regio Hart van Brabant, Gemeente Tilburg, Tilburg University, De Twee Snoeken, Hilverstroom, Gemeente Hilvarenbeek, Provincie Noord-Brabant

Looptijd:

1 juni 2017 – 31 mei 2020

Financiering:

Collectieve aanpak

Het project is in 2017 tot stand gekomen vanuit het besef dat het opstellen van energieloketten om te komen tot verduurzaming niet genoeg is. “Er was een behoefte om te leren hoe je op wijkniveau de transitie op gang krijgt. Juist ook vanuit het besef dat solitaire investeringen in huizen niet de oplossing zijn. Het gaat uiteindelijk om een collectieve renovatieaanpak om de transitie daadwerkelijk vorm te geven,” aldus Van Dijk.

Inventarisatie van sociale structuren

Bij de energietransitie in een wijk zijn veel verschillende partijen betrokken, zoals bewoners, woningcorporaties, verenigingen van eigenaren (VvE), energiecoöperaties, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid. Om in de wijk iets in gang te zetten, is het belangrijk dat er sociale structuren zijn waarop gebouwd kan worden. Bij aanvang van het project is dan ook veel tijd gestoken in het in kaart brengen en mobiliseren van deze structuren.

Bottom-up

SMILE gaat uit van een bottom-up benadering. Gebleken is dat de rol van de overheid belangrijk blijft. De samenleving staat centraal en er wordt veel vrijheid gegeven aan de bewoners om te bepalen welke kant het op moet gaan. Dit betekent echter niet dat de overheid helemaal achterover kan leunen. Aan het begin van het traject kan de kar goed worden getrokken door vrijwilligers, maar in de vervolgstappen is meer specifieke kennis en organisatiekracht nodig. Dit betekent dat de overheid ernaast moet blijven lopen en moet faciliteren in deze behoeften. Het is belangrijk om goed in de gaten te houden wie wanneer welke rol moet krijgen om de bottom-up benadering te faciliteren.

Variabele rolverdeling

Binnen SMILE participeren zowel dorps- als stadswijken. De wijken variëren ook qua bouwjaar, woningtype en eigenaarschap. Voor elk van de tien wijken is een eigen aanpak gekozen. Naast een verkenning van de verschillende technische scenario’s is op wijkniveau ook nadrukkelijk geëxperimenteerd met de rolverdeling. Welke partij heeft de regie? En hoe is de samenwerking ingericht? Paul van Dijk: “Het project wordt begeleid door de Universiteit van Tilburg, die onderzoekt welke aanpak het beste werkt. Daaruit blijkt o.a. dat in de dorpen de gemeenschap de grote trekker is van het geheel, terwijl het in de stad meer de gemeente, de energiecorporaties, de VvE’s en de woningcorporaties zijn.”

Geld niet de motor

Een ander leerresultaat is dat geld niet de motor is van de transitie. Een van de wijken is geselecteerd als proeftuin aardgasvrij door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Goed voor een subsidie van circa vier miljoen euro voor 500 woningen. Dit bleek echter eerder verlammend dan stimulerend te werken. De discussie ging opeens over de wijze waarop het geld besteed moet worden, terwijl in de andere wijken juist vanuit een gemeenschappelijke kracht en wil tot verduurzaming gewerkt werd. “Geld is wel noodzakelijk, maar pas nadat de gezamenlijke plannen en projecten zijn geformuleerd”, benadrukt Van Dijk.

Lange adem

Partijen die aan de slag gaan met een wijkgerichte aanpak moeten zich ervan bewust zijn dat het een kwestie is van een lange adem. Juist door de vele spelers en het feit dat partijen bij elkaar komen die van nature niet bij elkaar zitten, is het een proces wat tijd kost. Het is daarnaast van groot belang om goed te luisteren naar wat men wil.

OPZuid als katalysator

Voor Van Dijk is het glashelder dat de OPZuid-subsidie belangrijk is geweest voor de totstandkoming van het project. Het programma is een belangrijke katalysator voor het aanhaken van verschillende partijen. “Hierdoor genereren we leerervaringen in verschillende gemeenten en verschillende type wijken. Niet alleen de deelnemende gemeenten profiteren hiervan, maar ook de aangrenzende gemeenten die meekijken. Doordat zoveel verschillende partijen zijn aangehaakt, wordt over de eigen grenzen heen gekeken en van elkaar geleerd. Intervisie tussen de verschillende gemeenten en partijen draagt bij aan dit leerproces. Bovendien ontstaan er gezamenlijke initiatieven die er zonder deze nieuwe sociale verbindingen nooit zouden zijn geweest.

Goede voedingsbodem

Nu, na drie jaar, ontstaan wijkplannen in een houtskoolschetsvorm. Deze verschillen sterk in inhoud en vorm, maar ze vormen allemaal een goede basis voor verdere actie en investeringen. Van Dijk merkt op dat de resultaten van het project op het juiste moment bekend worden gemaakt. Op tijd voor gemeenten om ze te gebruiken in het opstellen van hun transitievisies warmte

Van Dijk is trots op het feit dat in alle tien de wijken de motivatie aanwezig was om het proces draaiende te krijgen. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Het feit dat vanuit het project de ruimte is gegeven om het proces op zijn beloop te laten en goed gekeken is naar wanneer wel en niet ingegrepen moest worden, is een belangrijke verklaring voor het succes. De droom is dat de ervaring die we nu hebben een goede voedingsbodem is om de implementatieplannen te maken en dat de ervaringen bijdragen om ook in andere wijken tot een dergelijke aanpak te komen.