’Ik kan niet groen doen als ik rood sta!’

In het 600 zielen tellende Moerstraten (gemeente Roosendaal, West-Brabant) runt jonge boer Marc van der Bol (29) een klein akkerbouwbedrijf. Zijn vader had melkkoeien, maar het hart van Marc ligt bij de plantenteelt, dus hij stapte over. Niet eenvoudig, in deze tijd. VABIMPULS hielp hem op weg.

Marc van der Bol

Eenmaal gearriveerd in Moerstraten is het even wachten op Marc. Hij is nog op zijn werk. Als teeltadviseur werkt de jonge boer veertig uur per week bij Vlamings in Steenbergen, een agrarisch toeleverancier. Daarnaast zit Van der Bol sinds een paar jaar met vader Jack (63) in een maatschap. De 45 melkkoeien zijn een maand geleden definitief vertrokken. Van der Bol wil zich volledig richten op akkerbouw. Na een hoveniersopleiding aan de MAS studeerde hij Tuinbouw en akkerbouw aan de HAS Hogeschool. Als middelste zoon is Van der Bol van jongs af aan al geïnteresseerd in het familiebedrijf. Hij is de derde generatie die boert. Oma Koos en opa Janus hadden een gemengd bedrijf, vader Jack stapte volledig over op melkvee en bouwde in 1984 een melkstal. Die is inmiddels verouderd. Voortzetting van het melkveebedrijf zou om grote investeringen vragen. Bovenal: het hart van Van der Bol ligt bij akkerbouw. Naast zijn baan in loondienst probeert hij thuis op dertig hectare grond tot een kleinschalig en duurzaam bedrijf te komen.

Van veeteelt naar akkerbouw
“Ik teel nu al vijf jaar plantuien. Op een halve hectare verbouw ik aardappelen voor verkoop aan huis en op basis van contract heb ik nog wat frietaardappelen en een stukje met graszaad. Op dit moment heb ik ook nog 39 stuks Belgisch Blauw vleesvee, want de stal is er nog en zonder vee is het zo stil.” Van der Bol straalt wanneer hij het over zijn bedrijf heeft. De liefde voor het boerenleven is van hem af te lezen. Toch staat hij voor een grote uitdaging: het bedrijf overnemen van zijn vader naast een volledige baan én omschakelen van veeteelt naar duurzame, kleinschalige akkerbouw. “Ik kon wel wat advies gebruiken. Bij het Brabants Agrarisch Jongeren Kontakt (BAJK) waar ik in het bestuur zat, hoorde ik over VABIMPULS en ik vroeg een voucher aan.” Van der Bol werd gekoppeld aan VABIMPULS-deskundige Paul Schellekens. “We zijn een lange zoektocht ingegaan, waarbij ik vooral als coach fungeerde”, aldus Schellekens. Vanuit VABIMPULS kwam er allereerst een financieel specialist om Marc en zijn vader te adviseren. Later in het traject schakelde hij Anco Sneep van FoodUp Brabant in, die met Van der Bol ging sparren over de overstap naar akkerbouw. “Transitie is en blijft moeilijk”, stelt Schellekens. “Marc heeft een groot boerenhart en is een echte doorzetter. De zoektocht blijft, maar hij is goed op weg. Ik zie dat jonge boeren hulp nodig hebben om koers te bepalen. Netwerken of programma’s waarbinnen ze kunnen leren en groeien én financieel gesteund worden, zijn waardevol. ”

Groen versus rood
Aan de keukentafel gaat Marc bevlogen los op het ‘boer zijn’ in deze tijd. “Wanneer je als jonge boer naar de bank gaat, krijg je te maken met de kleurplaat van minister van der Wal. Ik wil graag mijn nek

uitsteken en innovatief bezig zijn, maar ik word kort gehouden. Een boer is afhankelijk van zijn afzet en de marges zijn klein. Als je niet groot bent, is het dus moeilijk om een boterham te verdienen. Als er een redelijk verdienmodel wordt geboden, ben ik vandaag nog om. Maar ik kan niet groen doen als ik rood sta.”
Natuurlijk denkt Van der Bol ook na over nevenactiviteiten, maar die moeten wel bij hem passen. “Een camping beginnen? Dan had ik wel grond in Renesse gekocht. Neventakken van korte ketens zoals mijn aardappelverkoop aan huis zijn mooi hoor, maar het is wel hard werken en de afzet is beperkt. Vooral vijftigplussers eten nog vaak aardappels.”

Transitie
Van der Bol ziet veel boeren stoppen. “Ze gaan met pensioen of maken om een andere reden die keuze. Er vallen veel bedrijven weg en daarmee ook vee. Zo wordt op een natuurlijke manier ruimte gemaakt voor de boeren die door willen. Bij een natuurinclusieve manier van landbouw, er is nog altijd veel gras. Daar is echt vee voor nodig, want ik ga het niet opeten. Er moet een kantelpunt komen, anders komt de voedselzekerheid in het gedrang. Minder kunstmest? Daar kan ik me best in vinden, maar dan heb je wel dierlijke mest nodig en die moet ook ergens vandaan komen.” Ook nieuwe gewassen vindt Van der Bol interessant. “Plantaardige eiwitgewassen als lupine en veldbonen lijken me supermooi om te telen. En de ‘Bean Deal’, de Nationale Eiwitstrategie, zou dit voor boeren aantrekkelijk moeten maken. Maar er echt een verdienmodel aan hangen met een goede omzet blijft moeilijk. ‘Schiet hier geld tegenaan’, zou ik tegen de overheid willen zeggen, om de transitie op gang te brengen.”

Duidelijkheid
“Er zijn op alle vlakken gewoon te veel horden te nemen, zeker voor jonge boeren”, gaat Van der Bol verder. “Als de situatie van nu nog lang duurt, verdwijnt bij hen de motivatie. Dat is wat ik om me heen hoor en zie.” Aan hemzelf zal het niet liggen. “Ik wil wel. Het liefst zou ik over tien jaar volledig boer willen zijn. Dan moet ik wel wat groeien, zodat benodigde investeringen kunnen renderen. In de hele keten moet iets gebeuren. Er zijn nu simpelweg te veel regels en wetten. Ik wil er met alle liefde aan voldoen, ik wil best akkerranden inzaaien, maar dan moet er wel een verdienmodel tegenover staan.
Hak knopen door en ben duidelijk. Dat is wat de boer nodig heeft. Wij hoeven niet altijd gelijk te krijgen, maar we willen wel weten waar we aan toe zijn.” Ook vindt Van der Bol het belangrijk dat zijn sector de ruimte krijgt om uit te leggen waaróm iets wordt gedaan, zodat er meer begrip ontstaat. “Gewasbescherming? Dat is gewoon een werkzame stof om leed tegen te gaan, net als bij medicijnen voor mensen. Dat wil ik graag duidelijk maken.”

Aardappelverkoop aan huis is hard werken en de afzet is beperkt. Vooral vijftigplussers eten nog vaak aardappels.

 

Trots en bewustzijn
“Ik vind ook dat we veel trotser mogen zijn op onze producten van eigen bodem”, aldus Van der Bol. “Ik heb stage gelopen in Nieuw-Zeeland. Daar wordt op veel producten een sticker met de nationale vlag geplakt. Dat vind ik mooi. In Nederland wordt heel goed en veilig voedsel geteeld, daar mogen we trotser op zijn.” Er volgt nog een anekdote. “Laatst was ik met mijn vriendin uit eten. Op het bord lag één groene asperge. Die kwam volgens mij uit Zuid-Amerika, aangezien de herfst bijna begint. Er had net zo goed een stronkje broccoli uit Nederland op dat bord kunnen liggen, maar dat vraagt wel bewustzijn.”
De tijd tikt door, Van der Bol moet weer aan de slag voor zijn werkgever. Dus zet hij zijn slotbetoog in. “Ik vind dat boeren en overheden veel meer moeten samenwerken in plaats van elkaar tegenwerken. Jonge boeren willen best meegaan in de veranderingen, dat is wat ik zie. Kunnen we het gesprek niet méér aangaan en inventariseren wie wat wil? Naar elkaar luisteren, nuanceren en zorgvuldig afwegen is ook een optie. Wanneer er iets verdiend kan worden, hoeft mijn bedrijf niet per se te groeien en zo zal het voor veel boeren zijn.”

Goed op weg
Van der Bol is er nog niet, maar met hulp van VABIMPULS is hij wel goed op weg. “Het is een lange weg, maar mijn toekomstbeeld wordt steeds concreter. Ondersteuning van VABIMPULS is daarbij nooit verkeerd. Je neemt er altijd iets van mee. De deskundigen van VABIMPULS hebben een groot netwerk en kijken breder dan je zelf kunt doen. Dat is waardevol.”

 

Dit artikel verscheen eerder op de
website van de provincie Noord-Brabant.