Algemeen

Dit is per tender weergegeven in het artikel Subsidieplafond in de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2021-2027 en de bijbehorende wijzigingsregelingen.

Nee. Een projectconsortium kan bestaan uit niet-MKB projectpartners. Het gaat hier om dat de resultaten van het project ten goede komen aan het MKB. Dit moet in het projectplan aantoonbaar worden gemaakt.

Het subsidiepercentage is 35% op projectniveau. Wanneer een grootbedrijf meedoet, kan het zo zijn dat zij staatssteuntechnisch recht hebben op minder dan 35% subsidie. Indien er ruimte is bij andere projectpartners om staatsteuntechnisch meer te ontvangen kunt u deze partners meer subsidie toekennen in de financiering en staatssteunbegroting.

Ja, dat kan. Echter, deze bijdragen dienen te worden omgezet in subsidiabele kosten. Deze dienen EFRO proof te worden verantwoord. De hoogte van de eigen bijdrage is dan afhankelijk van de berekening van de kosten.

Er is geen minimaal bedrag dat moet worden aangevraagd voor subsidie. De totale subsidiabele kosten moeten echter wel minimaal € 200.000,- zijn. MKB projecten onder een MKB regeling mogen echter ook kleiner zijn.

2. Het bevorderen van hernieuwbare energiebronnen (doelstelling SD 2.2) en het ontwikkelen van slimme energiesystemen, netwerken en opslag op lokaal niveau (doelstelling SD 2.3) .
• Actie 1: Ondersteunen mkb bij de vermarkting van innovaties die kunnen bijdragen aan hernieuwbare energieproductie en slimme energiesystemen, -netwerken en –opslag;
• Actie 2: Lokaal in praktijk brengen en door ontwikkelen van innovatieve vormen van duurzame energieproductie en energiesystemen, -netwerken en –opslag.

1. Het versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en de invoering van geavanceerde technologieën’ (doelstelling SD 1.1).
• Actie 1: ondersteuning living labs / demonstratie in reële omgeving, waarbij bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijk middenveld samenwerken;
• Actie 2: (door)ontwikkeling innovaties binnen en tussen (mkb)bedrijven;
• Actie 3: (door)ontwikkeling vernieuwende interregionale en internationale waardeketens van bedrijven om tot de vermarkting van innovaties binnen de transities te komen.

Alle middelen worden ingezet als ‘klassieke’ subsidie (niet-terugvorderbare steun). Er wordt vooralsnog geen gebruik gemaakt van revolverende fondsen en / of leningen.

Het programma maakt gebruik van subsidietenders. Alle aanvragen die binnen de tenderperiode volledig en juist zijn ingediend en die beleidsmatig passen binnen het programma, worden kwalitatief beoordeeld door de externe, onafhankelijke Adviescommissie Stimulus Programmamanagement, verder te noemen: Deskundigencommissie. De deskundigencommissie beoordeelt of de projectvoorstellen van voldoende kwaliteit zijn én maakt – bij een dreigende overschrijding van het subsidieplafond – een rangschikking, waarbij de aanvragen met de hoogste kwaliteit het hoogste gerangschikt worden. Na afronding van de financieel-technische beschouwingen door Stimulus Programmamanagement worden de beschikbare middelen verdeeld in de volgorde van de rangschikking.

In de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2021-2027 worden in de artikelen ‘Vereisten subsidieaanvraag’ de periode benoemd, waarin aanvragen kunnen worden ingediend voor de betreffende tender. Bij een nieuwe tender zullen de desbetreffende artikelen hierop worden gewijzigd.

De provincies en stakeholders zullen door middel van een gezamenlijke consultatie ieder jaar een voorstel doen op welke transities en subthema’s, welk budget wordt ingezet.
De precieze data en invulling van de calls zal door het Comité van Toezicht worden vastgesteld in de komende jaren, indachtig het advies wat de Stuurgroep OPZUID hierover zal geven.

 

Termijnen voor aanvragen en subsidieplafonds per thema
In 2022 zal er één openstelling zijn. De termijn zal zijn:
• Najaar: van 12 september, 09.00 uur tot en met 4 november, 17.00 uur.
In onderstaand overzicht is weergeven welke thema’s wanneer worden opengesteld en wat het
subsidieplafond, per thema in de openstelling is:

Mocht u voornemens zijn een aanvraag in te dienen of nieuwsgierig zijn of uw idee past binnen een van bovenstaande openstellingen, schroom dan niet contact op te nemen met een van de programmamanagers van Stimulus.

Ja, volgens artikel 2:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn medewerkers van Stimulus Programmamanagement gehouden tot geheimhouding. Dat betekent dat met alle documenten die aan Stimulus Programmamanagement worden overlegd, vertrouwelijk wordt omgegaan.

Echter, zodra uw project subsidie krijgt toegekend zijn zowel de begunstigden alsook Stimulus Programmamanagement verplicht dit openbaar te maken en hier transparant over te communiceren.

Ja, dit is mogelijk. Mits het gaat om verschillende projecten. Het indienen van twee keer dezelfde aanvraag is niet toegestaan.

Definities

Samenwerking van overheid, onderzoek (kennisinstellingen) en ondernemers (inclusief
mkb).

Testen, demonstreren en eerste toepassing in een operationele omgeving;
valorisatievermogen: omzetten van bestaande en nieuwe kennis en kunde naar nieuwe producten,
processen of diensten.

Praktijk van ondernemingen en kennisinstellingen om innovatieve ideeën op basis
van samenwerking uit te wisselen en ideeën, kostenrisico of capaciteit in onderzoek en ontwikkeling te
delen.

Eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvormen de
wijze waarop zij wordt gefinancierd.

Kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van
Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei2003 betreffende de
definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG).

1) een onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage
bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit; 2) een andere dan
onder 1º bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde
onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene
wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden; 3) een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door
een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde: a) openbare instelling voor hoger onderwijs
of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch
ziekenhuis als bedoeld onder 1º; b) onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten
verricht met als doelde algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden; 4) een
rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder 1º, 2º of3º direct of indirect: a)
meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft; b) volledig aansprakelijk vennoot is; of, c)
overwegende zeggenschap heeft; 5) een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen
medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het
ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische
kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder 1º tot en met 4º.

Samenwerking in publieke en private sector waarvan de activiteiten en de
interacties hiertussen, nieuwe technologieën initiëren, importeren, veranderen en verspreiden.

Arbeidskracht.

Experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2,onder 86, van de
algemene groepsvrijstellingsverordening.

Weergave in hoeverre een nieuwe technologie, aanpak of
samenwerkingsvorm maatschappelijk gereed is. Dit wordt bepaald door aspecten als
maatschappelijke acceptatie, bekendheid en bewustzijn. Een innovatie met een lage SRL kan
waarschijnlijk niet op grote schaal worden toegepast, ook al is dit technologisch mogelijk. De interactie
tussen gedrag en technologie is cruciaal als het gaat om de transitieopgaven. De gedragscomponent
is een belangrijke randvoorwaarde voor innovatie. Specifiek ligt de focus van het OPZUID op
innovatieprojecten met een SRL van tussen de 3 (‘eerste testfase van oplossingen met relevante
stakeholders’) en 7 (‘verfijnen van de oplossing en zo nodig opnieuw testen in de relevante omgeving
en met relevante stakeholders’). Daarbij kan het een expliciet doel zijn om met een project de SRL te
verhogen, bijvoorbeeld door in te zetten op bekendheid over en acceptatie van een innovatie

Weergave van het stadium waarin de ontwikkeling van een innovatie zich bevindt. Specifiek ligt de focus van het OPZUID op innovaties met een TRL van 6 tot en met 9.
Het gaat om projecten die innovatieve technologieën en samenwerkingsvormen in hun relevante omgeving demonstreren (TRL 6), in hun operationele omgeving integreren (TRL 7), naar behoren laten werken in hun reële omgeving (TRL 8) en de laatste stappen nemen richting marktintroductie (TRL 9). Voor TRL 9 geldt daarbij dat dit alleen voor medefinanciering in aanmerking kan komen als laatste stap binnen een project dat ook lagere TRL’s bestrijkt. Lees hier meer over alle TRL-niveaus.

• Level 6: Demonstratie prototype in testomgeving. Testen concept en demonstreren in een relevante testomgeving. Deze testomgeving lijkt op een operationele omgeving, bijvoorbeeld in een pilot plant of proeftuin. Het testen vindt plaats na de technische validatie in een relevante (pilot) omgeving. Het concept geeft inzicht in de werking van alle componenten tezamen.
• Level 7: Demonstratie prototype in operationele omgeving. Concept testen en demonstreren in een gebruikersomgeving om werking in een operationele omgeving te bewijzen. De demonstratie van het concept in een praktijkomgeving levert nieuwe inzichten op voor de definitieve markttoepassing van de innovatie.
• Level 8: Product/ dienst is compleet en operationeel. Definitief vormgeven aan innovatie. Technologische werking is getest en het is bewezen dat het voldoet aan gestelde verwachtingen, kwalificaties en normen (certificering). Bepalen financiële kaders voor (massa)productie en lancering.
• Level 9: Marktintroductie product/dienst/procedé. Innovatie is technisch en commercieel gereed; productierijp en klaar voor lancering in de gewenste marktomgeving. Nu het totale ontwikkelingsproces is afgerond is de volgende stap het commercieel wegzetten van een product bij de gewenste doelgroep in de juiste markt.

De grootte van een gebied waarin een project wordt uitgevoerd en waar de effecten
zich neerstrijken. Lokaal schaalniveau heeft betrekking op een klein gebied, meestal een stad of
gemeente; regionaal schaalniveau heeft betrekking op een groter gebied, meestal een streek of
provincie; en nationaal schaalniveau heeft betrekking op heel Nederland.

Bij niet-technologische innovatie gaat het om innovaties die
bijvoorbeeld mede bijdragen aan haalbare verdienmodellen, maatschappelijk draagvlak vergroten,
gedragsverandering stimuleren, skillsontwikkeling ondersteunen of experimenten met wet- en
regelgeving.

Bij technologische innovatie gaat het om het ontwikkelen van nieuwe
producten, processen of diensten, door het toepassen van nieuwe technologieën.

In de circulaire maakindustrie worden producten processen
zodanig ontworpen en toegepast dat deze bijdragen aan het verminderen van het materialen
en grondstoffen gebruik in de sector.

Het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen
aan te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het welzijn van mens en dier. Hier en daar, nu en later.

Materialen die gemaakt zijn van biologische/hernieuwbare grondstoffen.

Biologische/hernieuwbare grondstoffen ter vervanging van fossiele grondstoffen.

het ontwerpen van een product dat zo lang mogelijk op een hoog niveau
hergebruikt kan worden, zonder dat extra grondstoffen nodig zijn.

Rioolwaterzuiveringsinstallatie / Afvalwaterzuiveringsinstallatie.

dit houdt in dat het waterpeil beheerd wordt door te anticiperen op omstandigheden op basis van vooraf in het peilbesluit bepaalde randvoorwaarden binnen
vooraf vastgestelde peilmarges. Het is een proactieve vorm van peilbeheer, waarbij continu wordt ingespeeld op de huidige en verwachte grondwatersituatie. In plaats van een vast peil of regulier zomer- en winterpeil, wordt het peil gevarieerd, binnen de grenzen van het peilbesluit. Met dynamisch peilbeheer kan beter ingespeeld worden op veranderende weersomstandigheden, het bodemvochtgehalte en de variaties in grondwaterstanden.
Hierdoor kan het waterbeheer beter worden afgestemd op de agrarische bedrijfsvoering. Het kan worden toegepast om voldoende water beschikbaar te hebben ten tijde van droogte (ter preventie van droogteschade bij landbouw en maaivelddaling door veenafbraak) of juist om extra water af te voeren om wateroverlast te voorkomen en de agrarische bedrijfsvoering te optimaliseren.

Dit is het gebied dat door aaneengesloten bebouwing een overwegend woon-, werk-, recreatie-, of verblijfsfunctie heeft en daadwerkelijk als zodanig gebruikt wordt

Een slim energiesysteem is een energiesysteem waarbij duurzame bronnen van bijvoorbeeld bedrijven en huishoudens, elektrische auto’s, warmtepompen, huishoudelijke apparaten, opslagsystemen en onderstations op intelligente wijze met elkaar zijn verbonden. Ook leveren ze energiediensten aan elkaar. Dit maakt het mogelijk om vraag naar en aanbod van (duurzame) energie op elkaar af te stemmen.

In de Eiwitstrategie wordt ingezet op vijf sporen: 1) stimuleren van de teelt van typisch Nederlandse eiwitrijke gewassen, waaronder gras, aardappelen en vlinderbloemigen, zoals veldbonen; 2) innovatie en ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen,met name microbiële eiwitten, naast bijvoorbeeld aquacultuur en kweekvlees; 3) insecten, primair voor veevoer, maar ook voor voedsel; 4) efficiëntie middels het tegengaan van verspilling en het circulair gebruik van reststromen, vooral de nog niet toegestane reststromen diermeel en keukenafval bieden potentieel; 5) inzet op een meer plantaardige eiwitconsumptie om bij te dragen aan de eiwittransitie.

Plantaardige- en voedselreststromen (niet zijnde mest, maar wél schelp-/schaaldieren en vis).

Impact/bijdrage aan doelen Nationale Eiwitstrategie (Nes) en toegevoegde waarde aan acties uit de Green Deal Eiwitrijke Gewassen.

De Ladder van Moerman wordt gebruikt in het beleid rondom het tegengaan van voedselverspilling.

Projectaanvraag

Er is geen ketenmachtiging nodig. Het indienen gaat middels eHerkenning. De intermediair mag middels eHerkenning van subsidieadviesbureau de indiening verzorgen mits de machtiging als intermediair is opgeladen. Dus gewone machtiging intermediair (zoals voorheen) en dan eHerkenning van het adviesbureau gebruiken.

Dat heeft niet de voorkeur, maar het mag. Voor sommige projecten kan dit mogelijk door een Engelse beschrijving een risico opleveren ten aanzien van het doorgronden van het projecten en de beoordeling daarvan. Dat risico ligt dan bij de aanvrager.

In het format projectplan dat is terug te vinden onder documenten is er een maximum aantal woorden opgenomen per sectie. Het overschrijden van het maximum aantal woorden kan leiden tot een lagere score op het onderdeel ‘kwaliteit van het project’.

Om te beoordelen of er sprake is van staatssteun, dient er te worden voldaan aan verschillende cumulatieve voorwaarden. In hoofdlijn geldt dat als er sprake is van een economische activiteit er al snel sprake is van staaststeun. U dient dit zelf te beoordelen en toe te lichten in uw projectplan. Voor informatie zijn hiernaast links opgenomen. Is er sprake van staatssteun, dan zijn er verschillende mogelijkheden om deze geoorloofd te maken zodat u toch subsidie kan ontvangen. U kunt de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) raadplegen of onderzoeken of de de-minimisverordening kan worden toegepast.

Naast de 35% EFRO middelen kan er aditioneel 15% provinciale cofinanciering worden aangevraagd. Deze cofinanciering vraagt u aan door in het webportal aan te vinken dat u hiervoor in aanmerking wilt komen. Limburgse provinciale cofinanciering dient u voorafgaand aan uw OPZuid subsidieaanvraag te regelen. U krijgt dan een principe-toezegging per e-mail die u als bijlage kunt toevoegen aan de OPZuid subsidieaanvraag. Voor meer informatie zie de documenten onder het kopje ‘OPZuid-regelgeving’. U kunt daar een beschrijving vinden van het aanvragen van provinciale cofinanciering en tevens kunt u daar de cofinancieringsregelingen van Noord-Brabant en Zeeland raadplegen.

De algemene regel is dat een project ten goede moet komen aan het OPZuid programmagebied. Als een project wordt uitgevoerd in het OPZuid programmagebied, dan is dat per definitie het geval. Projecten die (deels) worden uitgevoerd buiten het OPZuid programmagebied, maar binnen de Europese Unie, zullen inzicht moeten geven over de verwachte projectresultaten voor het OPZUID programmagebied, indien mogelijk met een kwantitatieve onderbouwing.

Het MKB kan op verschillende manieren deelnemen aan een project. De externe, onafhankelijke Adviescommissie Stimulus Programmamanagement velt een oordeel over de kwaliteit van het project en neemt daarin de aanvrager of, indien van toepassing, de samenstelling van het samenwerkingsverband als onderdeel van het criterium “kwaliteit van het projectplan” mee in het licht van de activiteiten die in het project worden uitgevoerd.

Binnen het OPZuid zijn projectgerelateerde kosten subsidiabel vanaf de dag na indiening van de projectaanvraag. In de REES is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Ook in het Handboek EFRO 2021-2027 wordt hier nader op ingegaan.

Let wel: wanneer het om economische activiteiten gaat zijn naast de financiële kaders ook de staatssteunkaders van toepassing. Het stimulerend effect van de subsidie moet dan worden aangetoond in de situatie dat een project eerder is gestart dan de datum van indiening van een volledige aanvraag. Reden hiervoor is dat de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) slechts van toepassing is op steun die een stimulerend effect heeft. Dit stimulerend effect wordt aanwezig verondersteld vanaf de datum van de subsidieaanvraag.

In de regel zijn kosten dan ook subsidiabel vanaf de datum van indiening van een volledige aanvraag.

Eén van de voorwaarden om de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) te mogen toepassen, is dat de subsidie een ‘stimulerend effect’ moet hebben (art. 6 lid 1 van de AGVV). Volgens de AGVV wordt steun geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend (artikel 6 lid 2 van de AGVV). Dit betekent simpelweg dat het project pas mag starten na de indiening van de subsidieaanvraag. Wanneer de werkzaamheden van het project zijn gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend, zal het project niet voor subsidie in aanmerking komen.

Nee. Enkel een format voor de samenwerkingsovereenkomst is in het Engels beschikbaar. Het staat aanvragers wel vrij om het projectplan in het Engels aan te leveren. Er wordt dan wel een samenvatting in het Nederlands verwacht.

Ja dat kan. Wel moet er duidelijk onderscheid gemaakt worden door middel van aparte werkpakketten / activiteiten. Het is niet toegestaan artikelen te cumuleren om voor dezelfde activiteit tot meer steun te komen. De staatssteunartikelen staan in de subsidieregeling. Van die artikelen kunt u gebruik maken.

De inflatie zit al in het tarief verdisconteerd. Het tarief zal gedurende de gehele programmaperiode dus gelijk blijven.

De in aanmerking komende kosten staan weergegeven in artikel 1.3 van de Regeling Europese EZ-subsidies (REES).

In het Handboek EFRO 2021-2027 wordt hier nader op ingegaan.

Het aanvraagformulier is onder de OPZuid 2021-2027 documenten terug te vinden onder het kopje ‘projectaanvraag’. Dit document vermeldt ook de nog verder benodigde bijlagen. De diverse formats hiervoor treft u onder het zelfde kopje ‘projectaanvraag’.

De penvoerder is financieel en inhoudelijk eindverantwoordelijk voor het project, zo is opgenomen in de verplichte samenwerkingsovereenkomst. Aanvrager 1 is ook het enige aanspreekpunt voor Stimulus Programmamanagement, de Beheerautoriteit OPZUID (i.c. de provincie Noord-Brabant) en mogelijke andere instanties. Dit geldt zowel voor inhoudelijke alsook voor financiële zaken, zoals het wel/ niet uitbetalen van de subsidie. Het terugvorderen van OPZUID-bijdragen verloopt ook via de penvoerder.

Het is dan ook belangrijk dat alle aanvragers hun afspraken vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst. Suggesties hiervoor zijn opgenomen in een concept document voor de samenwerkingsovereenkomst (verplichte bijlage bij het aanvraagformulier).

Het al dan niet aanbestedingsplichting zijn van aanvragers wordt beoordeeld op het niveau van deze organisaties en niet op (het overkoepelende) projectniveau. De Europese en nationale aanbestedingsregels zijn alleen van toepassing op aanbestedende diensten en op als aanbestedingsplichtig aangemerkte organisaties.

Binnen het OPZuid zijn projectgerelateerde kosten subsidiabel vanaf de dag na indiening van de projectaanvraag. In de REES is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Ook in het Handboek EFRO 2021-2027 wordt hier nader op ingegaan.

Let wel: wanneer het om economische activiteiten gaat zijn naast de financiële kaders ook de staatssteunkaders van toepassing. Het stimulerend effect van de subsidie moet dan worden aangetoond in de situatie dat een project eerder is gestart dan de datum van indiening van een volledige aanvraag. Reden hiervoor is dat de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) slechts van toepassing is op steun die een stimulerend effect heeft. Dit stimulerend effect wordt aanwezig verondersteld vanaf de datum van de subsidieaanvraag.

In de regel zijn kosten dan ook subsidiabel vanaf de datum van indiening van een volledige aanvraag.

Het project kan op verschillende manieren ten goede komen aan het MKB. Dat kan bijvoorbeeld door deelname van het MKB waardoor dit wordt meegenomen in de kwaliteit van het project. De externe, onafhankelijke Adviescommissie Stimulus Programmamanagement velt een oordeel over de kwaliteit van het project en neemt daarin de aanvrager of, indien van toepassing, de samenstelling van het samenwerkingsverband als onderdeel van het criterium “kwaliteit van het projectplan” mee in het licht van de activiteiten die in het project worden uitgevoerd. Ook kan het zijn dat het MKB zelf bijvoorbeeld niet deelneemt, maar dat de resultaten van het project zijn gericht op het MKB.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft uitgelegd dat begunstigden van EFRO-projecten het voordeel uit Nederlandse fiscale stimuleringsmaatregelen niet hoeven te verrekenen of in mindering hoeven te brengen met gemaakte kosten, indien sprake is van geoorloofde staatssteun. Dit geldt voor WBSO voordeel, RDA aftrek en overige fiscale stimuleringsmaatregelen. Behalve het financiële voordeel dat hierdoor voor begunstigden ontstaat, worden ook de administratieve lasten verlicht.

WBSO staat voor Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O afdrachtvermindering) en RDA staat voor Research & Development Aftrek. Beide regelingen, die per 1 januari zijn samengevoegd onder de noemer WBSO, zijn fiscale stimuleringsinstrumenten van de Rijksoverheid.

De aanpassing geldt per direct en met terugwerkende kracht. Bij toekomstige aanvragen hoeft WBSO niet in mindering gebracht te worden op de loonkosten. Wanneer bij het project WBSO in mindering is gebracht, neem dan contact op met Stimulus Programmamanagement over hoe u hiermee dient om te gaan tijdens de uitvoering van uw project.

De algemene regel is dat een project ten goede moet komen aan het OPZuid programmagebied. Als een project wordt uitgevoerd in het OPZuid programmagebied, dan is dat per definitie het geval. Projecten die (deels) worden uitgevoerd buiten het OPZuid programmagebied, maar binnen de Europese Unie, zullen inzicht moeten geven over de verwachte projectresultaten voor het OPZUID programmagebied, indien mogelijk met een kwantitatieve onderbouwing.

Eén van de voorwaarden om de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) te mogen toepassen, is dat de subsidie een ‘stimulerend effect’ moet hebben (art. 6 lid 1 van de AGVV). Volgens de AGVV wordt steun geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend (artikel 6 lid 2 van de AGVV). Dit betekent simpelweg dat het project pas mag starten na de indiening van de subsidieaanvraag. Wanneer de werkzaamheden van het project zijn gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend, zal het project niet voor subsidie in aanmerking komen.

Omdat het verstrekken van EFRO-subsidie aan ondernemingen die mogelijk in financiële moeilijkheden verkeren aanzienlijke risico’s met zich meebrengt voor de Europese begroting, is bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden geen steun ontvangen. Het belangrijkste criterium om de financiële situatie van B.V.’s en N.V.’s te bepalen, is de omvang van het eigen vermogen. Dit dient minimaal de helft van de waarde van het geplaatste aandelenkapitaal te bedragen.

Tot het eigen vermogen behoren de volgende elementen: het geplaatste kapitaal; agio; herwaarderingsreserves; andere wettelijke reserves; statutaire reserves; overige reserves; niet verdeelde winsten. Een achtergestelde lening mag, in uitzonderingsgevallen, als onderdeel van het eigen vermogen worden beschouwd. Nadere informatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat over dit onderwerp is te vinden op deze pagina.

Mocht u hieromtrent specifieke vragen hebben, dan adviseren wij u vóór de indiening van uw aanvraag contact op te nemen met ons.

Per project kan maximaal € 1 miljoen EFRO / Rijksbijdrage worden aangevraagd. Het subsidiepercentage is maximaal 35% EFRO / Rijk. Daarnaast kan er sprake zijn van provinciale cofinanciering.

Aanvragen kunnen uitsluitend gedurende de openstellingsperiode digitaal ingediend worden via de Webportal van Stimulus Programmamanagement. Binnen de Webportal is een handleiding beschikbaar.

LET OP! Voor het indienen van aanvragen, dient u gebruik te maken van eHerkenning (EH2+) of eIDAS. Vraag deze tijdig aan! Indien u binnen de openstellingstermijn niet in het bezit bent van EH2+ of eIDAS, kunt u niet op de Webportal inloggen en dus geen subsidieaanvraag indienen.

Begunstigden zijn het bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden, burgercoöperaties, intermediaire organisaties (ROM’s), campussen en onder andere valorisatieorganisaties in Zuid-Nederland en daarbuiten met aantoonbare meerwaarde.

Projectbeheer

Met de Audit Dienst Rijk, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Managementautoriteiten van de EFRO-programma’s is de afspraak gemaakt dat de Managementautoriteiten ook de uitbetaling van salarissen controleren.

Dit doet Stimulus Programmamanagement op steekproefbasis.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft in samenwerking met de Beheerautoriteiten en de Audit Dienst Rijk bepaald dat het niet meer verplicht is voor de controlerende instanties van EFRO subsidie om te toetsen op het eigen aanbestedingsbeleid van begunstigden die zijn aangemerkt als aanbestedende dienst. Wij zullen dan ook niet controleren of uw aanbestedingen voldoen aan uw eigen aanbestedingsbeleid. De verplichting om u te houden aan de aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten volgens de Aanbestedingswet 2012, het Aanbestedingsbesluit en de Gids Proportionaliteit, blijft bestaan.

De urenregistratie moet goedgekeurd worden door zowel de medewerker als een persoon die kan beoordelen of de uren in het kader van het project gemaakt zijn. Denk daarbij aan de leidinggevende of verantwoordelijke projectleider.

Het ministerie van Economische Zaken en klimaat staat een redelijke termijn toe. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat raadt aan om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de eigen bedrijfsvoering en raadt aan de urenstaten binnen een maand te tekenen. Het Ministerie heeft daarnaast bepaald dat de urenregistratie van de projectmedewerker waarvoor binnen het project loonkosten worden opgevoerd, uiterlijk goedgekeurd moet zijn voordat de rapportage wordt ingediend bij Stimulus Programmamanagement. Dit geschiedt in principe halfjaarlijks.

Uiteraard zullen wij de richtlijn van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat volgen bij de beoordeling van uw loonkosten, maar om uw urenregistratie beheersbaar te houden, adviseren wij u niet te wachten met het controleren en aftekenen van uren totdat u uw halfjaarlijkse rapportage indient.

Met betrekking tot het bepalen van het uurtarief bestonden eerder onduidelijkheden of de uren van een projectmedewerker moesten worden gemaximeerd, als de projectmedewerker op jaarbasis meer uren werkt dan bij de berekening van het uurtarief is ingeschat.
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft bepaald, dat het aantal te declareren uren voor een projectmedewerker niet is gemaximeerd op 1.720 uur.
Stimulus Programmamanagement zal in de uitvoering van de projectcontroles wel toetsen op de redelijkheid van de kosten waarbij de toerekenbaarheid van de uren aan het EFRO-project wordt getoetst aan de hand van de urenregistratie.

Ja, ook DGA’s kunnen gebruik maken van het tarief van €55. Zij moeten wel kunnen aantonen daadwerkelijk DGA te zijn.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft in samenwerking met de Beheerautoriteiten en de Audit Dienst Rijk bepaald dat het niet meer verplicht is voor de controlerende instanties van EFRO subsidie om te toetsen op het eigen aanbestedingsbeleid van begunstigden die zijn aangemerkt als aanbestedende dienst. Wij zullen dan ook niet controleren of uw aanbestedingen voldoen aan uw eigen aanbestedingsbeleid. De verplichting om u te houden aan de aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten volgens de Aanbestedingswet 2012, het Aanbestedingsbesluit en de Gids Proportionaliteit, blijft bestaan.

De urenregistratie moet goedgekeurd worden door zowel de medewerker als een persoon die kan beoordelen of de uren in het kader van het project gemaakt zijn. Denk daarbij aan de leidinggevende of verantwoordelijke projectleider.

Met de Audit Dienst Rijk, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Managementautoriteiten van de EFRO-programma’s is de afspraak gemaakt dat de Managementautoriteiten ook de uitbetaling van salarissen controleren.

Indien u een lopend OPZUID-project heeft, kunt u twee maal per jaar uw projectkosten declareren. Hiervoor dient u een voortgangsrapportage (VGR) in te dienen via de EFRO-webportal.

De data van indienen VGR, verschillen per openstelling en zullen na het sluiten van de eerste call beschikbaar worden gemaakt. Tevens worden deze data opgenomen in de verleningsbeschikking.