Algemeen

Het Comité van Toezicht OPZuid heeft op advies van de Stuurgroep OPZuid een principebesluit genomen over een meerjarenplanning van de call tot en met het jaar 2020.

Aan deze planning kunnen geen rechten worden ontleend.

De precieze data en invulling van de calls zal door het Comité van Toezicht worden vastgesteld in de komende jaren, indachtig het advies wat de Stuurgroep OPZuid hierover zal geven.

De tentatieve meerjarenplanning is als volgt:

  • 1B1 Versterking van het innovatiesysteem
    • Van december 2018 tot maart 2019.
  • 1B2 Valorisatievermogen MKB-ondernemingen
    • Van juni tot november 2018.
  • 1B3 Systeemversterking Human Capital
    • Van vrijdag 1 december 2017 tot en met vrijdag 1 juni 2018, 17.00 uur.
  • 4F Koolstofarme economie
    • Van 11 juni tot en met 27 september 2019, 17.00 uur.
    • Van 2 december 2019 tot en met 25 mei 2020, 17:00 uur.

Aanvragers kunnen van deze tentatieve meerjarenplanning gebruik maken om de voorbereiding van hun aanvragen op te lijnen.

Mocht u voornemens zijn een aanvraag in te dienen of nieuwsgierig zijn of uw idee past binnen een van bovenstaande openstellingen, schroom dan niet contact op te nemen met een van de programmamanagers van Stimulus.

Ja, dit is mogelijk. Mits het gaat om verschillende projecten. Het indienen van twee keer dezelfde aanvraag is niet toegestaan.

Ja, volgens artikel 2:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn medewerkers van Stimulus Programmamanagement gehouden tot geheimhouding. Dat betekent dat met alle documenten die aan Stimulus Programmamanagement worden overlegd vertrouwelijk wordt omgegaan.

In de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 worden in de artikelen Vereisten subsidieaanvraag de periode benoemd, waarin aanvragen kunnen worden ingediend voor de betreffende tender. Bij een nieuwe tender zullen de desbetreffende artikelen hierop worden gewijzigd.

Dit is per tender weergegeven in het artikel Subsidieplafond in de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 en de bijbehorende wijzigingsregelingen.

Het programma maakt gebruik van subsidietenders. Alle aanvragen die binnen de tenderperiode volledig en juist zijn ingediend en die beleidsmatig passen binnen het programma, worden kwalitatief beoordeeld door een externe, onafhankelijke deskundigencommissie. De deskundigencommissie beoordeelt of de projectvoorstellen van voldoende kwaliteit zijn én maakt – bij een dreigende overschrijding van het subsidieplafond – een rangschikking, waarbij de aanvragen met de hoogste kwaliteit het hoogste gerangschikt worden. Na afronding van de financieel-technische beschouwingen door Stimulus Programmamanagement worden de beschikbare middelen verdeeld in de volgorde van de rangschikking.

Alle middelen worden ingezet als ‘klassieke’ subsidie (niet-terugvorderbare steun). Er wordt vooralsnog geen gebruik gemaakt van revolverende fondsen en / of leningen.

Toename van duurzame energieopwekking en energie-efficiëntie en uitstootreductie van broeikasgassen. OP Zuid stimuleert de ‘slimme uitrol’ van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten in de gebouwde omgeving. Dit resulteert in de praktijktoepassing van innovaties in initiatieven die direct bijdragen aan energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in Zuid-Nederland en bovendien fungeren als hefboom voor een versnelde uitrol op grote schaal.

Het programma heeft op het vlak van innovatie een drieledig doel:

  • Het versterken van het open innovatiesysteem door verdergaande samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren. Daarbinnen wordt ingezet op het versterken van de onderlinge relaties tussen het MKB en kennisinstellingen en grote bedrijven in de topclusters en in de supply chains;
  • Het versterken van het valorisatievermogen. Het doel is om een groter aandeel van bestaande en nieuwe kennis/IP in de regio te gelde te maken door nieuwe producten, diensten en processen op de markt te brengen;
  • Het faciliteren van het innovatiepotentieel en het versterken van het aanpassingsvermogen door het opzetten van structuren voor afstemming van vraag en aanbod op het gebied van human capital in de regio.

Definities

Gebied dat door aaneengesloten bebouwing een overwegend woon-, recreatie- of verblijffunctie heeft en daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt.

Omgeving waarin door omstandigheden en condities een innovatie conform de werkelijkheid kan worden getest.

Testen, demonstreren en eerste toepassing in een operationele omgeving.

Arbeidskracht.

Praktijk van ondernemingen en kennisinstellingen om innovatieve ideeën op basis van samenwerking uit te wisselen en ideeën, kosten, risico of capaciteit in onderzoek en ontwikkeling te delen.

Het omzetten van bestaande en nieuwe kennis en kunde naar nieuwe producten, processen of diensten.

Een open innovatieomgeving die over een langere periode aan meerdere ondernemers ruimte biedt voor het testen van technologische of marktinnovatie van nieuwe of vernieuwde producten of diensten die zich in het ontwikkelstadium bevinden. Dit kenmerkt zich door een realistische omgeving die een bijdrage levert aan het versnellen van de marktintroductie van nieuwe belangen van één of een beperkt aantal bedrijven duidelijk moet overstijgen. Dit betekent enerzijds dat een initiatief gedragen door slechts één partij niet in aanmerking komt en dat anderzijds de platformen, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, ruim toegankelijk moeten zijn voor bedrijven en andere innovatieactoren.

Een aanpak voor productontwikkeling en evaluatie samen met de eindgebruiker. De eindgebruiker draagt in een living lab actief bij aan de eindontwikkeling van een product (co-creatie). De ontwikkeling vindt plaats in een real-life context waarbij verschillende methodes kunnen worden gebruikt.

Kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening (EU) 1301-2013 EFRO-verordening en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG)

Eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.

Eén van de vier in het OPZuid voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen die sterk zijn op bovenregionaal niveau en specifieke potenties op internationaal niveau hebben, te weten:

  • Logistiek;
  • Life Sciences & Health;
  • Biobased;
  • Maintenance.

Eén van de drie in het OPZuid voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen waarin bedrijfsleven en kennisinstellingen de potentie hebben om internationaal uit te blinken, te weten:

  • High Tech System & Materialen;
  • Chemie & Materialen;
  • Agrofood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.

Het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Zie voor exacte definitie artikel 1, onder 86, van de Algemene GroepsVrijstellingsVerordening (AGVV).

Samenwerkingsverband tussen partijen uit verschillende technologiedomeinen, waarin innovatieve producten en diensten worden ontwikkeld. Het kan gaan om een innovatie die nieuw is of het kan gaan om een bestaand product, dienst of lopende innovatie in een sector die een innovatie oplevert voor een andere sector.

Projectaanvraag

Omdat het verstrekken van EFRO-subsidie aan ondernemingen die mogelijk in financiële moeilijkheden verkeren aanzienlijke risico’s met zich meebrengt voor de Europese begroting is bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden geen steun ontvangen. Het belangrijkste criterium om de financiële situatie van B.V.’s en N.V.’s te bepalen, is de omvang van het eigen vermogen. Dit dient minimaal de helft van de waarde van het geplaatste aandelenkapitaal te bedragen.

Tot het eigen vermogen behoren de volgende elementen: het geplaatste kapitaal; agio; herwaarderingsreserves; andere wettelijke reserves; statutaire reserves; overige reserves; niet verdeelde winsten. Een achtergestelde lening mag, in uitzonderingsgevallen, als onderdeel van het eigen vermogen worden beschouwd. Nadere informatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat over dit onderwerp is te vinden op deze pagina.

Mocht u hieromtrent specifieke vragen hebben, dan adviseren wij u vóór de indiening van uw aanvraag contact op te nemen met ons.

 

De Uitvoeringsregeling EFRO 2014-2020 is van toepassing op alle projecten waarvoor de subsidieaanvraag is ingediend vóór 1 juli 2015.

De REES is van toepassing op alle projecten waarvoor de subsidieaanvraag is ingediend vanaf 1 juli 2015.

Beide regelingen stellen de regels voor subsidieverstrekking in Nederland ingevolge de EFRO verordeningen en regelen de nationale cofinanciering. De Uitvoeringsregeling EFRO is per 1 juli 2015 vervallen en vanaf die datum zijn de regels opgenomen in de REES (Regeling Europese EZ Subsidies). De regels zijn bedoeld om de subsidieverstrekking van EFRO aan te laten sluiten bij het Nederlandse bestuursrecht. Denk hierbij aan regels voor het vaststellen van subsidieplafonds en criteria om afwijzend te beslissen op een aanvraag. Verder bepaalt de regeling welke kosten in welke vorm voor subsidie in aanmerking komen (subsidiabiliteit).

De REES heeft niet alleen betrekking op EFRO, maar betreft alle subsidie-instrumenten van het ministerie van EZ in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

De regels in de REES die van toepassing zijn voor de uitvoering van het EFRO komen in grote mate overeen met de regels uit de Uitvoeringsregeling EFRO 2014-2020. In de REES is een extra optie opgenomen voor de berekening van het uurtarief (artikel 1.4 lid 1b). Bij deze berekening van het uurtarief wordt het bruto jaarloon plus opslagen gedeeld door 1720, ongeacht het aantal uren van de voltijds werkweek volgens CAO. Alleen voor parttimers wordt een deeltijdfactor toegepast, berekend op basis van de voltijds werkweek volgens CAO. In lid 1a – evenals in artikel 2.13 lid.2 van de Uitvoeringsregeling EFRO – wordt daarentegen het uurtarief berekend door het brutoloon inclusief opslagen te delen door 1720 indien sprake is van een 40-urig dienstverband. Indien geen sprake is van een 40-urige werkweek wordt rekening gehouden met de deeltijdfactor.

Voor subsidieontvangers die subsidie hebben aangevraagd vóór 1 juli 2015 zijn de regels van de Uitvoeringsregeling EFRO 2014-2020 van toepassing. Voor subsidieontvangers en –aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend vanaf 1 juli 2015 zijn de regels van de REES van toepassing.

Voor vragen over de berekening van uurtarieven kunt u contact opnemen met een van onze financieel adviseurs.

Eén van de voorwaarden om de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) te mogen toepassen, is dat de subsidie een ‘stimulerend effect’ moet hebben (art. 6 lid 1 van de AGVV). Volgens de AGVV wordt steun geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend (artikel 6 lid 2 van de AGVV). Dit betekent simpelweg dat het project pas mag starten na de indiening van de subsidieaanvraag. Wanneer de werkzaamheden van het project zijn gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend, zal het project niet voor subsidie in aanmerking komen.

De algemene regel is dat een project ten goede moet komen aan het OPZuid programmagebied. Als een project wordt uitgevoerd in het OPZuid programmagebied, dan is dat per definitie het geval. Projecten die (deels) worden uitgevoerd buiten het OPZuid programmagebied, maar binnen de Europese Unie, zullen inzicht moeten geven over de verwachte projectresultaten voor het OPZuid programmagebied, indien mogelijk met een kwantitatieve onderbouwing. Indien de beoordeling over de resultaten voor het OPZuid programmagebied positief is, dient vervolgens het Comité van Toezicht van OPZuid in te stemmen met de uitvoering van het project. 10% van de EFRO-middelen per prioriteit mogen buiten het OPZuid programmagebied worden ingezet.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft uitgelegd dat begunstigden van EFRO-projecten uit de programmaperiode 2014-2020 het voordeel uit Nederlandse fiscale stimuleringsmaatregelen niet hoeven te verrekenen of in mindering hoeven te brengen met gemaakte kosten, indien sprake is van geoorloofde staatssteun. Dit geldt voor WBSO voordeel, RDA aftrek en overige fiscale stimuleringsmaatregelen. Behalve het financiële voordeel dat hierdoor voor begunstigden ontstaat, worden ook de administratieve lasten verlicht.

WBSO staat voor Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O afdrachtvermindering) en RDA staat voor Research & Development Aftrek. Beide regelingen, die per 1 januari zijn samengevoegd onder de noemer WBSO, zijn fiscale stimuleringsinstrumenten van de Rijksoverheid.

De aanpassing geldt per direct en met terugwerkende kracht. Bij toekomstige aanvragen hoeft WBSO niet in mindering gebracht te worden op de loonkosten. Wanneer bij het project WBSO in mindering is gebracht, neem dan contact op met Stimulus Programmamanagement over hoe u hiermee dient om te gaan tijdens de uitvoering van uw project

Ja, deze worden in de subsidieregeling niet uitgesloten.

Het MKB kan op verschillende manieren deelnemen aan een project. De externe, onafhankelijke Deskundigencommissie velt een oordeel over de kwaliteit van het project en neemt daarin de aanvrager of, indien van toepassing, de samenstelling van het samenwerkingsverband als onderdeel van het criterium “kwaliteit van het projectplan” mee in het licht van de activiteiten die in het project worden uitgevoerd.

Binnen het OPZuid zijn projectgerelateerde kosten subsidiabel vanaf 1 januari 2014. In artikel 2.13 van de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020 is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. In het paragraaf 4.2 van het Handboek EFRO 2014-2020 versie 5.1 wordt hier nader op ingegaan.

Let wel: wanneer het om economische activiteiten gaat zijn naast de financiële kaders ook de staatssteunkaders van toepassing. Het stimulerend effect van de subsidie moet dan worden aangetoond in de situatie dat een project eerder is gestart dan de datum van indiening van een volledige aanvraag. Reden hiervoor is dat de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) slechts van toepassing is op steun die een stimulerend effect heeft. Dit stimulerend effect wordt aanwezig verondersteld vanaf de datum van de subsidieaanvraag.

In de regel zijn kosten dan ook subsidiabel vanaf de datum van indiening van een volledige aanvraag.

Het al dan niet aanbestedingsplichting zijn van aanvragers wordt beoordeeld op het niveau van deze organisaties en niet op (het overkoepelende) projectniveau. De Europese en nationale aanbestedingsregels zijn alleen van toepassing op aanbestedende diensten en op als aanbestedingsplichtig aangemerkte organisaties. De toelichting in paragraaf 4.6 van het Handboek EFRO 2014-2020 versie 5.1 verheldert dit.

De penvoerder is financieel en inhoudelijk eindverantwoordelijk voor het project, zo is opgenomen in de verplichte samenwerkingsovereenkomst (Bijlage E bij het aanvraagformulier). Aanvrager 1 is ook het enige aanspreekpunt voor Stimulus Programmamanagement, de Management Autoriteit OPZuid (i.c. de provincie Noord-Brabant) en mogelijke andere instanties. Dit geldt zowel voor inhoudelijke als voor financiële zaken, zoals het wel/ niet uitbetalen van de subsidie. Het terugvorderen van OPZuid-bijdragen verloopt ook via de penvoerder.

Het is dan ook belangrijk dat alle aanvragers hun afspraken vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst. Suggesties hiervoor zijn opgenomen in een concept document voor de samenwerkingsovereenkomst (verplichte bijlage E bij het aanvraagformulier).

Het Handboek EFRO 2014-2020 versie 5.1 licht samenwerking en verantwoordelijkheid toe, met name in hoofdstuk 2.1 (aandachtspunten) en hoofdstuk 4.1.3.

Het aanvraagformulier is als bijlage van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 en bijbehorende wijzigingsregelingen gepubliceerd en vermeldt de nog verder benodigde bijlagen. Onder Documenten treft u hiervoor diverse formats.

Aanvragen kunnen via de webportal worden ingediend.

In artikel 2.13 van de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020 is dit weergegeven voor de aanvragen uit de calls van april 2015.

Voor aanvragen die worden ingediend in de calls vanaf zomer 2015 staan de kosten weergegeven in artikel 1.3 van de Regeling Europese EZ-subsidies.

In het Handboek EFRO 2014-2020 versie 5.1 wordt hier nader op ingegaan.

Projectbeheer

Met de Audit Dienst Rijk, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Managementautoriteiten van de EFRO-programma’s is de afspraak gemaakt dat de Managementautoriteiten ook de uitbetaling van salarissen controleren.

Dit doet Stimulus Programmamanagement op steekproefbasis.

Ook wordt de accountant gevraagd dit te doen bij de opstelling van het rapport van feitelijke bevindingen. Het controleprotocol wordt hierop aangepast.

Stimulus Programmamanagement heeft vanaf het begin van het programma OPZuid een redelijke termijn van maximaal acht weken voorgeschreven voor het aftekenen van uren die in het kader van het project gemaakt zijn. De urenregistratie moet goedgekeurd worden door zowel de medewerker als een persoon die kan beoordelen of de uren in het kader van het project gemaakt zijn. Denk daarbij aan de leidinggevende of verantwoordelijke projectleider.

Het ministerie van Economische Zaken en klimaat staat echter een ruimere termijn toe. Het heeft bepaald dat de urenregistratie van de projectmedewerker waarvoor binnen het project loonkosten worden opgevoerd, goedgekeurd moet zijn voordat de rapportage wordt ingediend bij Stimulus Programmamanagement. Dit geschiedt in principe halfjaarlijks.

Uiteraard zullen wij de richtlijn van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat volgen bij de beoordeling van uw loonkosten, maar om uw urenregistratie beheersbaar te houden, adviseren wij u niet te wachten met het controleren en aftekenen van uren totdat u uw halfjaarlijkse rapportage indient.

 

Met betrekking tot het bepalen van het uurtarief bestonden eerder onduidelijkheden of de uren van een projectmedewerker moesten worden gemaximeerd, als de projectmedewerker op jaarbasis meer uren werkt dan bij de berekening van het uurtarief is ingeschat.
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft bepaald, dat het aantal te declareren uren voor een projectmedewerker niet is gemaximeerd op 1.720 uur.
Stimulus Programmamanagement zal in de uitvoering van de projectcontroles wel toetsen op de redelijkheid van de kosten waarbij de toerekenbaarheid van de uren aan het EFRO-project wordt getoetst aan de hand van de urenregistratie.

 

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft in samenwerking met de Managementautoriteiten en de Audit Dienst Rijk bepaald dat het niet meer verplicht is voor de controlerende instanties van EFRO subsidie om te toetsen op het eigen aanbestedingsbeleid van begunstigden die zijn aangemerkt als aanbestedende dienst. Wij zullen dan ook niet controleren of uw aanbestedingen voldoen aan uw eigen aanbestedingsbeleid. De verplichting om u te houden aan de aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten volgens de Aanbestedingswet 2012, het Aanbestedingsbesluit en de Gids Proportionaliteit, blijft bestaan.

Indien u een lopend OPZuid-project heeft, kunt u twee maal per jaar uw projectkosten declareren. Hiervoor dient u een voortgangsrapportage (VGR) in te dienen via de EFRO-webportal.

De data van indienen VGR, verschillen per openstelling, zoals u kunt zien in onderstaand schema. Hebt u bijvoorbeeld uw subsidieaanvraag ingediend binnen de eerste tender (april 2015), dan kunt u uw VGR voor 1 september of 1 maart indienen.

Tender Datum indienen VGR Datum indienen VGR
1B1 en 1B2 tender 1 (april 2015) 1 september 1 maart
4F en 1B3 (november 2015) 1 november 1 mei
1B1 tender 2 (februari 2016) 1 december 1 juni

De verwachting is dat Stimulus Programmamanagement ook bij toekomstige tenders met deze 3 tijdvakken blijft werken.